dinsdag 15 september 2015

“JE MENSELIJKHEID IS VERBONDEN AAN DE RECHTEN DIE JE HEBT ALS MENS”




Zondag was ik te gast in het televisieprogramma De Nieuwe Wereld om te praten over de grote groepen vluchtelingen die ook naar Nederland komen momenteel.  “Hoe kunnen we enerzijds mensenrechtenverklaringen opstellen, vluchtelingenverdragen ondertekenen als tegelijkertijd de soevereine staten mogen bepalen of zij al dan niet toelaten?”

Door:
 Daphne Geerligs

Wat is volgens u een onderbelicht thema in de debatten tot nu toe?

“Wat ik mis in het debat over vluchtelingen is een belangrijke kwestie, die Hannah Arendt ooit al aanstipte in de jaren 50 in een bijzondere tekst van haar We the refugees. De vraag namelijk:Wat is een vluchteling? Hoe kunnen we die kenmerken? Wat is nou het wezen van het vluchtelingschap? Bij Hannah Arendt is dit onlosmakelijk verbonden met stateloosheid. Dat wil zeggen, zodra je een vluchteling wordt, verlaat je je eigen natiestaat, die jouw rechten kan beschermen, zodat je niet alleen stateloos maar ook rechteloos wordt. Dat komt omdat mensenrechten feitelijk burgerrechten zijn, die gewaarborgd worden door het land waar je geboren bent of waar je legale burger bent geworden. Op het moment dat je je eigen land verlaat, is er geen natiestaat meer die jouw rechten beschermt, maar word je afhankelijk van de liefdadigheid van het land waar je asiel aanvraagt. Vandaar dat Arendt er voor pleitte dat vluchtelingen of statelozen het ‘recht op rechten’ verkrijgen. Recht op een menswaardig bestaan, recht op werk, op opleiding, maar vooral ook recht om aan een gemeenschap deel te mogen nemen en niet alleen vanaf de zijlijn toe te mogen kijken. Dus het debat over vluchtelingen zou naar mijn idee niet alleen over aantallen en quota moeten gaan, maar vooral op fundamenteel niveau gevoerd moeten worden. Wat is de legale status van de vluchteling en wat betekent het werkelijk om stateloos te zijn?”


OK, dus daar moet het debat vooral over gaan. Maar wat is een goede manier hiervoor?

“Wat mij betreft is het noodzakelijk om het debat te voeren vanuit die angel van het probleem, namelijk: de contradictie die er bestaat tussen de rechten van de mens, die een fundamenteel recht zijn, verankerd in jouw menselijk zijn en het ten uitvoer brengen daarvan door de aparte natiestaten. Wat je zou moeten doen is enerzijds die discussie van de stateloosheid binnen de internationale rechtsverdragen nauwkeuriger belichten en anderzijds begrip kweken voor de ingrijpende beslissing om je eigen land en daarmee je rechtspositie te verlaten. Ik stoor me er aan dat daar zo gemakkelijk over wordt gedaan, met woorden als ‘gelukszoekers’. Men realiseert zich onvoldoende dat vanaf het moment dat iemand zijn land verlaat er rechtenloosheid dreigt. Vandaar dat je veel vluchtelingen voor de camera’s hoort zeggen dat ze niets meer te verliezen hebben. Het is wat Giorgio Agamben – de Italiaanse filosoof die ingaat op teksten van Hannah Arendt – ‘de naakte mens’ noemt, niet langer beschermd door de wet en ontdaan van alle rechten. Hoe geven wij aan vluchtelingen het ‘recht op rechten’ terug. Hoe kunnen we dat organiseren? En tegelijkertijd moeten we ons afvragen in hoeverre wij ons het lot van statenloosheid van de vluchtelingen willen aantrekken. Hoe gastvrij willen we zijn? Is gastvrijheid nog een leidend beginsel van onze democratie? Of hebben wij dit ingeruild voor individualisme en egocentrisme? Voordat je over aantallen en verdeelsleutels gaat praten, moet je eerst deze discussie voeren en pas daarna, op grond van de uitkomst van dat debat, de cijfers erbij gaan bepalen. Nu doen we het in omgekeerde volgorde en dat is niet alleen verwarrend, maar zorgt ook voor onrust en onbegrip.’


Hoe kunnen we dat concreet maken?

“We moeten eerst de spanning die er bestaat tussen ‘mensenrechten’ en ‘burgerrechten’ beter in het vizier krijgen. Vervolgens moeten we aan de hand van een debat over gastvrijheid onze houding ten aanzien van migratie opnieuw bepalen. Junker heeft daar een eerste aanzet toe gegeven in NRC vorige week: dat we als Europa zijnde ons moeten realiseren wat er op ons af komt. Dat het mensen zijn die werkelijk niets meer hebben, die geen enkele legale grond meer onder hun voeten hebben. Willen wij als Nederland, of BelgiĆ« of Luxemburg de vluchtelingen die aan onze poort kloppen alsnog ‘het recht op rechten’ verlenen? Willen wij hen een menswaardig bestaan bieden? Mogen ze deelnemen aan onze gemeenschap, aan onze maatschappij? Er is in velerlei opzicht veel te winnen bij diversiteit. Of, en dat is volgens mij wat er gebeurt, willen we deze mensen alleen maar als vluchtelingen zien, die afhankelijk zijn van onze liefdadigheid en tijdelijk bed, bad en brood geven, maar met het vooruitzicht dat ze weer heel gauw weg gaan, maar niet met het vooruitzicht dat ze ook burgers worden. Blijven we hen als tijdelijke logees zonder rechten beschouwen of als toekomstige burgers die een bijdrage kunnen leveren aan onze maatschappij?”


Hoe verklaart u de ‘omslag’ in de houding tegenover vluchtelingen in Duitsland/Oostenrijk/Nederland?

“Dat is ergens heel hoopvol, maar het zou ook een emotionele oprisping kunnen zijn. Ik ben wel behoudend om dat nu meteen als een positieve draai te interpreteren. Het is in ieder geval beter dan wat we daarvoor allemaal hoorden. Ik denk ook zeker dat de foto (van Syrisch jongetje in de branding) heeft bijgedragen aan deze omslag. Een iconische foto. Net zoals het meisje in Vietnam. Die zien we over 20 jaar in de geschiedenisboeken.”


Hebben wij dat soort beelden nodig om bepaalde inzichten te krijgen? Om te komen tot een omslag?

“Dat denk ik wel. Om mensenrechten aan vluchtelingen te geven, is een bepaalde mate van empathisch bewustzijn nodig. Je moet je in de ander kunnen verplaatsen. Je moet je kunnen voorstellen wat het is om niets meer te hebben, om door niemand meer rechtmatig in bescherming te worden genomen. Feitelijk ben je dan een doelwit. Rechteloos, stateloos, onbeschermd en naakt. Ik denk dat mensen zo’n foto op zielsniveau begrijpen. Alleen ik zou zo graag willen dat onze politieke leiders, inclusief de heer Juncker, daar eens werkelijke politieke consequenties aan verbinden en iets doen aan de stateloosheid: of in ieder geval aan de discussie daarover.”
Voor een ander interview met Joke Hermsen over diversiteit en de Nederlandse samenleving: klik hier.

Daphne Geerligs is redacteur van het IKON-programma ‘De Nieuwe Wereld’.

maandag 7 september 2015

Un amour impossible, van Christine Angot, Flammarion 2015.




‘Iedereen heeft ooit op zeker moment van zijn leven waanzinnig veel van zijn moeder gehouden’.


De afgelopen week las ik de pas verschenen roman Un amour impossible van de Franse schrijfster Christine Angot, die ik al vele jaren met belangstelling volg, en van wie ik ooit, samen met Irene Groothedde, de roman Pourquoi le Bresil voor de Arbeiderspers vertaalde. Er verschenen nog meer vertalingen in het Nederlands, maar toch is de schrijfster hier tamelijk onbekend en dus ongelezen gebleven. Dat is jammer, omdat Angot naar mijn mening in meerdere opzichten een opmerkelijke auteur is. Enerzijds blinkt ze uit in het schrijven van onverschrokken openhartig proza, dat ook wel eens genant of aanstootgevend kan zijn, maar anderzijds blijft ze onvermoeibaar zoeken naar wat volgens haar echt waar of werkelijk is. Ik weet dat ‘echt’ en ‘waar’ niet heel populaire begrippen in de literatuur zijn, waar juist ‘de waarheid liegen’ een welkome beeldspraak is, maar misschien vormt het oeuvre van Angot, dat inmiddels al zo’n vijftien romans beslaat, daar een interessante uitzondering op.

Transparantie van stijl, een parlando zonder al teveel opsmuk, en onbarmhartig zelfonderzoek zijn kenmerken van de romans van Christine Angot, waarvoor ze in Frankrijk zowel verguisd als bewonderd wordt. Auto-fiction wordt het daar ook wel enigszins geringschattend genoemd, een vorm van hoogstaande literaire navelstaarderij waarbij het autobiografische aspect overheerst, zelfs in die mate dat de schrijfster een van haar romans ooit eenvoudigweg ‘Sujet Angot’ noemde. Het overkoepelende thema in haar werk is en blijft de liefde, en vooral wat een liefdesverhouding in de weg kan staan,  zo niet onmogelijk maakt. In haar vorige romans werd al duidelijk dat dit voor de schrijfster zelf een traumatische jeugd en dan met name de incestueuze verhouding met haar vader is geweest.



Angot groeide op in de buurt van Chateauroux, als dochter van een alleenstaande, Joodse moeder, Rachel, die een kortstondige histoire d’amour beleefde met de Franse intellektueel Pierre, afkomstig uit een rijke Parijse bankiersfamilie, en zwanger van hem raakte. Hoewel de vader niet van plan was met haar te trouwen noch voor het kind te zorgen, besloot de moeder om het kind, Christine dus, te houden en alleen op te voeden. Toch bleef Rachel, ook nadat de verhouding al beeindigd was, ervoor pleiten dat de vader hun kind ooit wettelijk zou erkennen. Pierre echter weigerde dit keer op keer, mede op aandringen van zijn familie, overtuigd dat het Rachel alleen maar om hun geld te doen was. Als Pierre na verloop van tijd met een vrouw van zijn eigen klasse trouwt, kinderen krijgt en verveeld raakt, zoekt hij opnieuw contact met Rachel, en zwicht dan alsnog voor haar verzoek om Christine te erkennen. Christine is dan een jaar of dertien, het drietal maakt af en toe een gezamenlijk uitstapje, en tijdens een daarvan begint het incestueuze misbruik dat enkele jaren voort zal duren. De gevolgen zijn, zoals te verwachten, zeer ernstig. Angsten, depressies, neuroses en tal van onmogelijke liefdes zullen de tol zijn die de dochter voor dit misbruik zal moeten betalen.

In vorige romans heeft Angot deze gevolgen uitvoerig beschreven. Wat nieuw is in deze roman is dat zij haar geschiedenis dit maal vanuit het perspectief van haar moeder schrijft en dat ze het misbruik voor het eerst van een politiek-sociale analyse voorziet. Volgens de schrijfster is het misbruik voor haar vader namelijk een vorm van wraak geweest. De hoge burgerij laat zich de wet nu eenmaal niet voorschrijven; zeker niet door iemand uit een lagere klasse. De hoge burgerij waant zich moreel onschendbaar en decreteert bij voorkeur zelf de wet. Als Pierre door Rachel tot een juridische knieval – de erkenning van Christine – wordt gedwongen, zal zij daar een prijs voor moeten betalen. Hij misbruikt haar dochter, om zich op Rachel te kunnen wreken en haar het diepst te kunnen kwetsen.

Het is zoals altijd bij de boeken van Angot zware, zo niet inktzwarte kost die de lezer krijgt voorgeschoteld, maar dit keer, in Un amour impossible, is haar toon gespeend van woede en verontwaardiging en overheerst vooral het verlangen om te kunnen begrijpen. Ze verlegt voor het eerst de focus naar haar moeder, herschrijft haar geschiedenis, vanuit een bijna wanhopige poging om haar groeiende weerzin ten aanzien van haar moeder te overstijgen. De verwijten aan het adres van haar moeder zijn evident: waarom heb je niets gezien, niets gezegd of niets gedaan? Waarom heb je me niet in bescherming genomen? Want Rachel wordt op gegeven moment door een vriend van Christine wel degelijk ingelicht over de incest, maar reageert op klassiek hysterische wijze; ze krijgt zelf fysieke klachten, wordt opgenomen in een ziekenhuis, maar blijft tegen haar dochter over de kwestie zwijgen. Ook later blijft het onderwerp onbespreekbaar, zelfs als de schrijfster er inmiddels al een aantal romans aan heeft gewijd, zelfs nadat Pierre is overleden. De gevoelens van schuld, schaamte en onvermogen zijn blijkbaar zo groot voor Rachel dat ze er niet over kan spreken.

Het is dan ook de dochter, Christine zelf, die uiteindelijk dertig jaar later met haar sociaal-politieke analyse van de incestueuze wraak van Pierre de lucht boven hen probeert te klaren. Of deze analyse echt houdbaar is, durf ik niet te zeggen, maar aannemelijk klinkt deze wel, en bovendien wordt duidelijk dat het voor de dochter de ultieme poging is om zich met haar moeder te kunnen verzoenen. Door van haar moeder het mede slachtoffer van de wraak van Pierre te maken, kan zij ook voor het eerst over haar eigen verwijten heen stappen, waarmee ze de ‘onmogelijke liefde’ die zij voor haar moeder voelt toch iets minder onmogelijk maakt.

‘Iedereen heeft op zeker moment in zijn leven intens veel van zijn moeder gehouden’, vertelt Angot in een interview aan Europe 1 (zie hieronder), ‘maar dan verdwijnt die grote liefde en ik heb me afgevraagd, wat gebeurt er dan precies?’Angot heeft dit emotionele proces heel nauwkeurig voor ons opgeschreven, met alle liefde en empathische vermogens die ze in zich had. Veel lezers zullen iets van dit moeizame proces herkennen, ook als zij minder traumatische ervaringen in hun jeugd hebben opgedaan. ‘Ooit wilden we met onze moeder trouwen, later hebben we zelfs geen zin om er op zondag langs te gaan. Wat is er in de tussentijd gebeurd?’Angot heeft het voor ons proberen te verwoorden, en het is naar mijn idee een van haar mooiste romans geworden. Je bewustzijn verruimen, heel zorgvuldig over iets nadenken, een open geest houden en het vermogen benutten om je daadwerkelijk in een ander te verplaatsen, dit alles, zo leert deze roman, kan wel degelijk helpen om bepaalde barrieres in de liefde, hoe hoog die ook zijn opgestapeld, te slechten. Het is niet alleen een hoopvol geluid dat Angot in deze roman voor het eerst laat horen, het is ook een bijzonder liefdevolle klank, waarin ‘the power to forgive’, zoals Hannah Arendt dat noemde, overal in doorklinkt, een kracht die uiteindelijk een nieuw begin, een nieuw leven pas mogelijk maakt. 

Joke J. Hermsen