dinsdag 8 december 2015
De ‘tussentijd’ van
de esthetische ervaring
‘Silence
is golden, but my eyes still see’
Tussen piepende
smartphones en volle agenda’s kan kunst ons de stilte doen hervinden. Juist die
verstilling nodigt uit om met nieuwe ogen te kijken of, out loud, met nieuwe
stem te spreken. Stilte in de kunst is geen gewone stilte, maar een ‘stilte+’.
door Joke J. Hermsen
De komende maanden
kunt u de koffers gerust uitgepakt laten. U hoeft alleen de fiets, auto of bus
naar het Noord-Hollandse Bergen te nemen, waar de schrijver en groot
kunstliefhebber Joost Zwagerman voor Museum Kranenburgh de van stilte gonzende
expositie Silence out loud samenstelde. Ruim honderdvijftig kunstwerken
heeft hij er bijeen gebracht om u in de stilte onder te kunnen dompelen. En
niet zomaar een stilte, geen louter zwijgende of doofstomme stilte, want dan
had u net zo goed een ommetje in de duinen kunnen gaan maken. Nee, de stilte
die Zwagerman hier wil laten opklinken is een stilte die hardop uitgesproken
wordt, een stilte dus die out loud ook iets naar voren wil brengen of in
beweging wil zetten, zodat we er ook daadwerkelijk in kunnen wortelen en
groeien.
‘LUIDKEELSE
STILTE’, zou de Nederlandse titel van de expositie kunnen zijn. Een
opvallende titel die doelbewust twee tegengestelde begrippen – stilte en
stemverheffing – heeft willen samennemen, om zo een nieuwe betekenis te
scheppen. ‘Oorverdovende stilte’ zou een andere vertaling van dit oxymoron
kunnen zijn. De stijlfiguur komt van het Griekse oxys, dat ‘scherp’ betekent en
van moros – ‘stomp’ – en wordt in de literatuur en filosofie gebruikt voor de
‘zich naar elkaar voegende tegenstelling’, zoals Heidegger dat noemde, die een
nieuw perspectief of inzicht kan uitdrukken. Het gaat op deze tentoonstelling
dus niet zomaar om een verlangen naar het ontbreken van geluid noch om een
hunkering naar zwijgen alleen, maar om ‘de visuele veelvormigheid van het
onhoorbare’, die luid en duidelijk zijn stem wil verheffen. Maar wat heeft die
stilte ons dan te vertellen? Is zwijgen op zich niet goud genoeg?
Blijkbaar niet, want
twee jaar lang ging Zwagerman op zoek naar de stilte in de beeldende kunst,
waarvan hij deels verslag deed in zijn essay De stilte van het licht.
Hij raakte gefascineerd door schilders als Luc Tuymans en Jan Andriesse, die de
‘immense intensiteit van de stilte’ in hun werk willen verbeelden, omdat hun
doeken alleen dan het gewenste ‘effect’ zouden hebben. Een opmerkelijk streven
dat we misschien eerder bij componisten en musici zouden verwachten, maar dat
toch de ultieme drijfveer van deze schilders bleek te zijn. ‘Ik wil volmaakte
stilte schilderen’, zegt Andriesse, die met twee werken op deze expositie te
zien is. Maar is dat mogelijk? Kun je de stilte schilderen? Het bijzondere van
deze tentoonstelling is dat het antwoord op die vraag vaak ja blijkt te zijn.
Zo is het ook Andriesse gelukt om op zijn werk Amstel uit 2002 de stilte in al
haar fragiliteit te vangen in de vorm van het roerloze hangen van een ketting,
vederlicht gedragen door de zwaartekracht.
In De stilte van
het licht vraagt ook Zwagerman zich af wat het oog dan wel vermag, als het
hier toch om een kwestie gaat die vooral het oor aangaat? ‘Soms veronderstellen
we stilte te horen,’ schrijft hij, ‘maar wie heeft ooit stilte gezien?’
Bedoelen deze kunstenaars niet eerder dat zij de leegte of de verstilling, dus
het stil zetten van beweging of van tijd willen verbeelden? Nee, het gaat om
meer. ‘I want to raise the issue of silence’, luidt onomwonden het
antwoord van de Amerikaanse schilder Robert Ryman op de vraag wat hij met zijn
kunst beoogt. Ryman is met zijn doek Monitor (1978) op de expositie
vertegenwoordigd: een zacht stralend, lichtgrijs doek, dat zo ijl en efemeer is
dat het nog voorbij een laatste fluistering poogt te reiken.
WAAR KOMT
HET verlangen om aan de stilte
kleur, vlak en beeld te geven bij hedendaagse kunstenaars vandaan? Moeten we
dit begrijpen als een poging om tegenwicht te bieden aan het door Rothko
genoemde rumoer van de wereld, dat inmiddels alleen maar is toegenomen? Geven
zij uiting aan een verlangen om bij tijd en wijle de volumeknop van de wereld
op zacht of zelfs helemaal uit te zetten? Voor Sarah van Sonsbeeck lijkt dit zo
te zijn. Zij herovert de stilte met haar Faraday Bag en Anti-Drone
Tent, waarin mobiele telefoons onbereikbaar worden en onzichtbaar worden
voor drones. De tas of tent is gemaakt van een stof die als een schild de
elektrische velden weert, zodat we niet de hele tijd gestoord worden door het
trillen, piepen of zoemen van de sociale media op onze tablets of smartphones.
In een ander werk, Silence Is Golden But This Is No Silence, onderzoekt
Van Sonsbeeck de mogelijke waarde van de stilte. De kunstenares die ooit haar
buren vroeg om tachtig procent van haar huur te betalen, omdat zij voor dat
percentage haar woonruimte met geluidsoverlast vulden, speelt hier met het
gezegde dat zwijgen goud zou zijn. De serie bestaat uit zeven ingelijste vellen
bladgoud in verschillende formaten die overeenstemmen met het gewicht van de
munten die een bepaalde geldwaarde vertegenwoordigen. Maar kan stilte wel in
geld uitgedrukt worden?
‘Silence
is golden’, zongen The Tremeloes
in de jaren zestig, ‘but my eyes still see’. Het refrein van deze
hitsingle zou als motto voor de expositie in Kranenburgh niet misstaan hebben.
Vrijwel alle getoonde werken lijken te zijn voortgekomen uit een verlangen naar
stilte, maar ze voegen daar wel degelijk iets aan toe: wat onze ogen nog steeds
zien. Kunst kan ons de ervaring van stilte doen hervinden, maar dat is niet het
hele verhaal. Want de stilte die de kunst kan bewerkstelligen, dit leegscheppen
van overtollige ruis, tovert ons tegelijkertijd iets voor ogen: een beeld, een
foto, een sculptuur, die onze blik wil vasthouden, wil tarten of verleiden,
maar die ons bovenal wil uitnodigen verder te kijken dan onze neus lang is. De
stilte waarin we worden ondergedompeld lijkt dus eerder een voorwaarde te zijn
om met nieuwe ogen te kunnen kijken of, out loud, met nieuwe stem te kunnen
spreken. Stilte op zich lijkt op deze expositie niet het einddoel van de kunst
te zijn, maar eerder het beginpunt. Het is geen stilte zonder meer, maar een
stilte+.
Je wordt opnieuw geboren als je vanuit
de stilte een nieuwe gedachte, herinnering, een nieuw beeld krijgt aangereikt
Plus wat? Dat is de
vraag waarover we ons nu al eeuwenlang het hoofd breken. Wat vermag de stilte
in de kunst, anders dan bijvoorbeeld de stilte in de natuur? Zwagerman noemt
het in zijn inleiding bij de tentoonstelling de ‘particuliere en vrijelijk te ontvouwen
notie van het sublieme’. De esthetische ervaring roept niet alleen gevoelens
van welbehagen op, maar ook van twijfel, verwondering en vervreemding, omdat de
betekenis van het werk niet eenduidig of evident is, en daarom onze tijd,
aandacht en geduld vraagt. De kunst zoekt een bepaalde verhouding tot en omgang
met de werkelijkheid, die ze niet klakkeloos reproduceert, maar interpreteert,
accentueert of nuanceert.
Als Sandra Derks
bomen schildert, dan zijn dit geen bomen die we in het Bergerbos zouden tegenkomen.
Het zijn vreemd verstilde, unheimlich mooie bomen, met hun mystieke vormen,
grillige takken en sprookjesachtig gebladerte. Sublieme bomen die uit de diepte
van ons oergeheugen verrijzen, en die, zoals Zwagerman schrijft, ‘uit een
parallelle wereld lijken te komen.’ Juist omdat Derks met haar geschilderde
bomen de een-op-een verhouding met de werkelijkheid heeft losgelaten, ontstaat
er een interval tussen zien en (be)schouwen, een moment van rust, leegte of
stilte, waarin onze eigen verbeeldingskracht wordt aangezwengeld. We zullen
zelf aan de slag moeten om deze bomen te doorgronden en van een interpretatie
te voorzien. Kunst schept, als het goed is, een intermezzo tussen kijken en
begrijpen, tussen vervreemding en herkenning, een moment van hapering kortom,
dat ons vervolgens zelf aan het denken zet.
Het is in dit ‘in-between’
zoals de filosofe Hannah Arendt stelde, in de stilte van de tussentijd, dat het
denken niet langer reeds gevestigde meningen reproduceert, maar het nieuwe, in
de zin van het nog niet gedachte, een aanvang kan nemen. Dat is pas rebirthing
in de ware betekenis van het woord: je wordt opnieuw geboren – Arendts principe
van nataliteit –, als je vanuit de stilte een nieuwe gedachte, een nieuwe
herinnering, een nieuw beeld, woord of een nieuwe klank krijgt aangereikt.
De Griekse filosofen
hadden een woord voor deze tussentijd: ‘Kairos’, de ware tijd of het juiste
ogenblik, waarop de loop der dingen onderbroken wordt om een andere koers of
richting te bepalen. Tijdens dit interval van Kairos springen we niet langer
van punt naar punt op een lineaire, chronologisch geordende lijn, met de dood
als onverbiddelijk eindpunt, maar opent zich een tijd waarin verleden, heden en
toekomst met elkaar lijken te vervloeien. Het is een paradoxale ervaring van
tijd, door de eeuwen heen ook wel festina lente genoemd, het ‘haast u
langzaam’, waaraan Erasmus in zijn Adagia (1608) een heel hoofdstuk
wijdt, en dat als het juiste momentum voor verandering werd beschouwd. Geen
tijd die van buitenaf wordt gedicteerd, zoals de kloktijd, maar tijd die van
binnenuit ervaren wordt en al wat zich daar aan innerlijk, aan herinneringen,
aan persoonlijke geschiedenis verscholen houdt, aan het stromen brengt.
DE VELE verstilde kunstwerken op deze expositie lijken ons aan
die tijdservaring te willen herinneren. Ze voeren ons aan de hand van de stilte
het interval van Kairos binnen, zoals bijvoorbeeld gebeurt bij het werk van
David Claerbout. De beweging op deze video-installatie is zo miniem dat de
stilte nauwelijks lijkt te worden verstoord. Deze bijna-volmaakte stilte
verscherpt de aandacht voor het precieze moment van de omslag van een foto van
‘Ruurlo, Borculoscheweg, 1910’, een weg met een molen, enkele mensen en een
grote boom, naar – minimaal – bewegend beeld. Claerbout speelt met de tijd op
deze wandvullende videoprojectie van een oude ansichtkaart. De wind lijkt vat
te krijgen op de boom en brengt het gebladerte in beweging. Het verleden,
Ruurlo 1910, wordt opgerekt naar het heden en vindt als het ware opnieuw
plaats, terwijl je als kijker heen en weer in de tijd lijkt mee te gaan.
De Franse filosoof
Henri Bergson noemde dit ook wel de tijd als duur, die ‘ondeelbaar vervliedt en
voortdurend wordt’. Deze innerlijke ervaring van tijd neemt alle tijd die we
geweest zijn in zich op en ontrolt van daaruit het nieuwe ogenblik. ‘De
innerlijke duur’, schrijft hij, ‘is het voortgaande leven van een geheugen dat
het verleden voortzet in het heden.’ Deze tijd wordt pas ervaren als de mens
rust durft te nemen en stil durft te zijn, als hij zich laat leiden door zijn
intuïtie en een houding van belangeloze beschouwing aanneemt. Precies die
houding is nodig voor de louterende ervaring van deze expositie in Kranenburgh.
Alleen dan zul je de zorgvuldig gearrangeerde stilte van de Cloud van
plastic zakjes van Elspeth Diederix kunnen ervaren, die tijdens een fractie van
een seconde het vluchtige van een gestokte beweging in een eeuwig durend
ogenblik lijkt vast te houden. Dan zal je overvallen worden door de ingetogen
kracht van Crucifix, een doek van George Meertens, die als geen ander de
innerlijke tijd als duur op zijn schilderijen poogt vast te leggen.
Deze stilte+ is het testament dat Joost
Zwagerman ons heeft nagelaten en waarvoor we hem veel dank verschuldigd zijn
Kunst schept vanuit
de stilte of verstilling het momentum waarop we ‘onszelf hervinden’. De
verstilde landschappen van Willem van Althuis, die in zijn Laaxum-reeks
steeds hetzelfde huisje in Friesland schilderde, maar ‘telkens onder een andere
lichtval, bij ander weer, op een ander moment van de dag’, zoals Zwagerman
schrijft, nodigen ons ook uit het eigen innerlijke landschap weer eens te
verkennen. Kunst kan de door volle agenda’s en piepende smartphones ontstane
vervreemding ten opzichte van onszelf ombuigen tot een nieuwe toenadering,
zodat we er – out loud – een nieuwe lezing van kunnen geven. En al die verhalen
samen zorgen voor de ‘veelvormigheid’ van stemmen, die de wereld nu eenmaal
nodig heeft om ‘menselijk’ te kunnen blijven.
Dat is de stilte+ die
deze expositie ons kan bieden en waar we zeker in deze rumoerige tijden zuinig
op moeten zijn. Dat is het testament dat Joost Zwagerman ons heeft nagelaten
en waarvoor we hem veel dank verschuldigd zijn. Want we snakken niet alleen
naar een handvol stilte, maar ook naar momenten om tot bezinning, tot reflectie
en nieuwe vormen van verbondenheid te komen. ‘De ogenblikken waarop we onszelf
hervinden zijn zeldzaam’, schreef Bergson, ‘want meestal leven we aan de
buitenzijde van onszelf, worden we geleefd, in plaats van dat we zelf leven.’
Stilte mag goud zijn, maar het gaat er in de kunst toch ook om dat we dankzij
die verstilling met frisse blik leren zien en spreken. Dus pak die fiets of bus
en haast u langzaam naar Kranenburgh.
Met dank aan
Renée Borgonjen. Joke J. Hermsen is schrijfster en filosofe. Haar meest recente
boek is Kairos: Een nieuwe bevlogenheid
Beeld:
(1) Sarah van Sonsbeeck, Silence
Is Golden But This Is No Silence, 2011, bladgoud op papier, potlood, 90 x 60
cm. Foto Roberto Ruiz / Annet Gelink Gallery, Amsterdam; (2) Elspeth Diederix,
Cloud, 2003, 148x185cm. Foto Elspeth Diederix