Beste mensen,
De aanslagen in Parijs
hebben mij ertoe gebracht om in de voetsporen van Belle van Zuylen te treden en
zelf ook een 'brief aan de koning' te schrijven.
De brief werd dit weekend op
de website van De Groene gepubliceerd,
en heeft al veel
reacties op sociale media - twitter, facebook - gekregen.
De vraag is 'wat we
wél kunnen doen' en onze koning kan daarin een symboolfunctie vervullen.
Brief aan de koning
'De vraag is wat we wél kunnen doen'
Amsterdam, 19 november 2015
Geachte Majesteit, beste Willem-Alexander,
Hoewel het zeker niet mijn gewoonte is om mij als
rechtgeaard republikein in momenten van vertwijfeling tot de koninklijke
familie te wenden, zie ik nu even geen andere uitweg meer:
God is deze dagen nogal doof, het vaderland en de
politici zijn in ernstige verwarring, dus dan in ‘vredesnaam’ maar een brief
aan de koning. In vorige eeuwen was dit overigens een bloeiende traditie, die
in uw koninkrijk door schrijvers als Belle van Zuylen en Multatuli in ere werd
gehouden. Het is tijd om daar nu een vervolg aan te geven. De afgelopen week
laaiden in ons vlakke land de emoties zo hoog op dat onze premier daags na de
aanslagen in Parijs wat beteuterd en bleek om de neus verklaarde dat ‘we nu in
oorlog zijn’. Een brief in naam van de vrede lijkt daarom wel op zijn plaats te
zijn.
De oorlogsverklaring van de premier zou een paar
maanden geleden nog menige wenkbrauw hebben doen fronsen, al was het maar
vanwege de schade die de door Bush verklaarde ‘war on terror’ de afgelopen 15
jaar heeft aangericht. Nu kwam er echter veel politieke instemming, ondankt de
protesten van terreur-experts en van een bekende socioloog als Willem Schinkel.
Daarnaast schreef David Van Reybrouck op Facebook een vurige aanklacht tegen de
oorlogsretoriek van de Franse president, want ‘wie over oorlog begint, moet
oorlog voeren’;
het werd door miljoenen mensen gelezen, vertaald en
gedeeld, maar blijkbaar niet door de Franse of Nederlandse
volksvertegenwoordigers. Van Reybroucks angst kwam uit. Afgelopen week begon
Hollande met medewerking van Rusland doelen van IS in Raqqa te bombarderen,
waarmee hij feitelijk vooral Assad in de kaart speelt, die volgens schattingen
acht keer meer doden op zijn geweten heeft dan de terreurorganisatie.
Ik geef toe, ik ben maar een eenvoudige onderdaan, met
bitter weinig verstand van militaire zaken, maar ik vermoed toch dat Ruttes
oorlogsverklaring op z’n zachtst gezegd niet verstandig was. Allereerst omdat
oorlog veronderstelt dat twee of meer partijen weten wanneer ze met elkaar aan
het vechten zijn en daarvan is bij deze aanslagen van IS geen sprake.
Terrorisme lijkt op Stratego, maar dan zonder een speelbord. We hebben geen
flauw idee waar of wanneer de vijandelijke legers opnieuw zullen toeslaan, en
kunnen net zo goed onder de tafel, op de gang of in de keuken aangevallen
worden. Bovendien, als we al in oorlog zijn, dan zijn we dat al sinds Bush en
Blair onder valse voorwendselen Irak begonnen te bombarderen. Uit de chaos die
zij daarmee aanrichtten, is IS ontstaan, en dus kunnen we moeilijk onze ogen
sluiten voor het feit dat de aanslagen een antwoord hierop zijn, noch onze kop
in het zand steken voor de wetenschap dat nieuwe bombardementen zeer
waarschijnlijk tot nieuwe aanslagen zullen leiden.
Wat we in Parijs zagen, was een handvol door haat en
woede verblinde jongeren die een bomgordel om doen of een kalashsnikov in de
auto meenemen, om daar willekeurig onschuldige mensen op straat mee neer te
schieten. Dat is geen oorlog, maar een uiting van wanhoop en een uitbarsting
van waanzin. Dus zul je de wortels van die waanzin moeten leren (h)erkennen en
ze vervolgens gaan bestrijden. Dan kun je niet met bommen terug blijven slaan,
zoals ook de Joodse schrijver Amos Oz onlangs bij Buitenhof stelde. In plaats
daarvan zul je de aard van de verwondingen moeten onderzoeken. Een nieuwe
terreuroorlog zal slechts olie op het vuur gooien. De vraag is, zoals ook van
Reybrouck schrijft,
of wij IS willen vernietigen, met als gevolg dat er
elders weer nieuwe terreurcellen zullen ontstaan, of dat wij nieuwe aanslagen
willen voorkomen.
De experts en de geschiedenis vertellen het ons keer
op keer:
in slechts 7% van de gevallen worden terroristische
groeperingen succesvol met geweld bestreden. Dat is een weinig hoopgevend
percentage. In plaats van militair in te grijpen moet er juist een politiek
proces op gang gebracht worden in de broeihaarden van Syrië, Irak, Pakistan en
elders. En datzelfde moet ook, en daarom richt ik mij in deze brief speciaal
tot u, in ons eigen land gebeuren. We zullen moeten inzetten op dialoog, op preventie,
op verdraagzaamheid en weerbaarheid bij ons thuis, zoals terreurexpert Beatrice
de Graaf herhaaldelijk naar voren bracht. Juist hier, in Nederland, België en
Frankrijk, dus in die landen die blijkbaar de meeste daders van de recente
terroristische aanslagen in Parijs geleverd hebben.
We zullen moeten leren inzien dat geweld op
macroniveau wordt gevoed door misstanden op microniveau, ook binnen de grenzen
van ons eigen land. Het geweld van aanslagen is niet alleen grillig en
onberekenbaar, het is ook te groot voor ons:
we kunnen ons er alleen machteloos of angstig door
gaan voelen. We zullen het tot kleinere, lokalere verbanden, contexten en
situaties moeten terugbrengen om er greep op te krijgen.
U heeft in ons land een belangrijke symbolische functie
en kunt daarom helpen. Deze brief is bedoeld om u over te halen om een paar
eenvoudige, symbolische gebaren te maken en om in deze donkere dagen voor
sinterklaas in plaats van tot geweld,
tot een andere, verstandiger koers aan te sporen. Aan
de chaos in Syrië kunnen u, de regering noch alle opiniemakers van Nederland
samen op korte termijn niet veel veranderen.
De belangrijkste vraag is daarom wat u en wij wél
kunnen doen om in ons eigen land zowel racisme als radicalisering tegen te
gaan.
Want, als u het mij toestaat hier slechts enkele
risicofactoren te noemen, er sluimeren wel degelijk opstanden binnen de
gelederen van uw eigen koninkrijk. Zo zijn er Aszielzoekerscentra die extra
beveiliging nodig hebben, omdat sommige onderdanen al staan te trappelen om
eigenhandig hun bijdrage aan ‘de oorlog’ te leveren. Zo zijn er Nederlandse
werkgevers die maar hardnekkig blijven weigeren om stagiaires of werkzoekenden
die hun sollicitatiebrief met Fatima of Abdelkader ondertekenen, een eerlijke
kans te geven, waardoor zij buitengesloten worden van de mogelijkheid een eigen
leven op te bouwen. Weer andere landgenoten doen zelfs geen enkele moeite meer
om hun racistische gevoelens te verhullen. Ze schelden voor de camera of op
facebook hun zwarte landgenoten uit als deze in Meppel protesteren tegen het
kwetsende onvermogen van de sinterklaascomités om anno 2015 een intocht te
organiseren met pieten in alle kleuren van de regenboog. Hoe moeilijk kan dat
zijn?
Blijkbaar voelen deze comités zich gesterkt door het
kabinet,
dat enerzijds beweert dat de sintdiscussie geen
politieke kwestie is, maar anderzijds wel de subsidie ter herdenking van het
slavernijverleden wil afschaffen. Men wordt wellicht ook aangemoedigd door
enkele provinciale besturen die per januari 2017 de financiering van
anti-discriminatiemeldpunten hebben stopgezet, terwijl het aantal meldingen van
discriminatie onverminderd blijft stijgen. Vorig jaar was het aantal meldingen
landelijk zelfs verdubbeld, mede dankzij Wilders oproep tot ‘minder, minder,
minder’ Marokkanen. Of misschien hebben deze comités zich wel weer laten
inspireren door een Friese gemeenteraad, die de subsidie voor zo’n meldpunt in
Friesland dreigt in te trekken, omdat deze een poster heeft gemaakt van een witte
en zwarte sint die elkaar een high five geven.
Ik bedoel, hoe subtiel moet je als
anti-discriminatiebureau tegenwoordig opereren om niet de woede van de
politieke bestuurders over je heen te krijgen?
Tradities veranderen, net als de democratie zelf,
anders zouden er op dit moment velen van ons worden uitgesloten. Tradities zijn
geen brakke poel van stilstaand water, maar vormen een levende stroom, waarin
alle bevolkingsgroepen zich als vissen in het water thuis behoren te voelen. Zo
niet, dan dreigt er inderdaad verzet, opstand of radicalisering. Mensen willen
zich immers geborgen weten en gewaardeerd voelen. Ze willen kunnen worden wie
zij vanuit hun geschiedenis zijn, en niet wat anderen hen opleggen. Vernedering
en uitsluiting dragen niet bij aan dit wordingsproces, dat de menselijke
conditie bij uitstek typeert. Nieuwkomers nemen hun eigen tradities mee en die
moeten ook een plaats krijgen binnen het maatschappelijk bestel, waardoor de
democratie gezond en dynamisch kan blijven. Ontkenning daarvan of zelfs
moedwillige tegenwerking zal vooral ‘de vernederingshistoriek’, zoals
terreurexpert Peter Knoope dat noemt, bevestigen, dat wil zeggen de herinnering
aan de vernedering van vorige generaties blijven oproepen.
Dit alles kan er dan toe leiden dat sommigen zich bij
internationale terreurcellen gaan aansluiten, hoe onvoorstelbaar dit voor de
niet gediscrimineerden ook moge zijn.
Dus, wat denkt u, zou het niet verstandiger zijn om in
plaats van quasi heldhaftig ‘de oorlog’ te verklaren eens te proberen om in
eigen land de mogelijke oorzaken van radicalisering te voorkomen, door te doen
wat we werkelijk kunnen doen, dat wil zeggen onnodige kwetsuren, onbillijke
vernederingen en ongelijke kansen op de arbeidsmarkt wegnemen? dan kunnen we
vervolgens in een gezamenlijke dialoog werken aan onderling vertrouwen en
verbondenheid. Zou het niet mooi zijn, beste koning, als juist u daarin het
voortouw zou nemen. U vertelde ons immers in uw troonrede dat ‘solidariteit en
onderlinge betrokkenheid de waarden zijn die ervoor zorgen dat alle inwoners
van het Koninkrijk zich in vrijheid kunnen ontplooien en zich thuis kunnen
voelen’. Het moment is aangebroken om zelf het goede voorbeeld te geven. Of
liever gezegd, drie goede en bovendien bescheiden voorbeelden. Ze vragen
slechts om enige huisvlijt, een paar potjes verf, wat chocoladeletters en een
rijmwoordenboek, het is bijna sinterklaas, per slot van rekening. De
symbolische impact van deze gebaren kan groot zijn zowel voor de bevolking als
voor die politici die vooral een oorlogszuchtige koers willen varen.
Schildert u om te beginnen, we moeten toch ergens
beginnen, dat slavenpaneel op die gouden koets nu eens over. Het voertuig is
toch voor meerder jaren in restauratie, dus daar ligt een kans die u meteen
kunt grijpen. Welke koning kan zich nog prettig ten overstaan van ‘alle
inwoners van het koninkrijk’ daarin voort bewegen? Stuurt u vervolgens een
koninklijke bode met de chocoladeletter S van Solidariteit aan al die politici
die alleen maar aan bommen willen denken én aan alle provinciale en
gemeentelijke besturen die juist nu op de preventie van discriminatie, op
antiracismeprojecten op scholen, op buurthuizen en op taallessen willen gaan
bezuiningen. Gebruikt u ten slotte uw poëtische gaven en stuur een koninklijk
schrijven op rijm aan de gemeenteraad – CDA, VVD en FNP - van het Friese
Menameradiel, die vanwege een vrolijke, verzoenende poster het Friese meldpunt
van discriminatie de mond wilde snoeren.
Want denkt u ook niet, beste koning, dat het tijd
wordt dat we gaan proberen om een oorlog te voorkomen door op verstandige en
empathische wijze de reeds sluimerende bacillen weg te nemen? U zei in uw
laatste troonrede dat ‘in Nederland tolerantie traditioneel samengaat met een
sterk ontwikkelde solidariteit en onderlinge betrokkenheid’, maar de vraag is
of de wens hier niet de vader van de gedachte is geworden. U stelde voorts dat
‘terroristische aanslagen een voedingsbodem voor onderling wantrouwen’ kunnen
vormen en ‘een gevaar voor de sociale cohesie in ons land’ kunnen zijn. U haalt
me de woorden uit de mond. Maar gelukkig stelde u ook dat ‘Nederlanders in
staat zijn bakens te verzetten als de omstandigheden erom vragen’. Welnu, de
omstandigheden zijn er naar. Het moment is dus aangebroken om de morele bakens
te verzetten. Als u werkelijk wilt voorkomen ‘dat aanslagen in het buitenland
een polariserend effect hebben in onze samenleving’, spoor dan ook uw eigen
landgenoten aan tot solidariteit, schilder die koets, vooruit met de geit, laat
die letters bezorgen, als het kan nog morgen, en stuur met hart en ziel een
vers van de duo-Sint aan de raad van Menameradiel.
Hoogachtend, Joke J. Hermsen