maandag 21 december 2015

‘Silence is golden, but my eyes still see’


dinsdag 8 december 2015

De ‘tussentijd’ van de esthetische ervaring
‘Silence is golden, but my eyes still see’




Tussen piepende smartphones en volle agenda’s kan kunst ons de stilte doen hervinden. Juist die verstilling nodigt uit om met nieuwe ogen te kijken of, out loud, met nieuwe stem te spreken. Stilte in de kunst is geen gewone stilte, maar een ‘stilte+’.
door Joke J. Hermsen

 ‘TE MIDDEN VAN het rumoer van de wereld zijn er velen die snakken naar een handvol stilte’, schreef Mark Rothko in 1943, ‘een stilte waarin we kunnen wortelen en groeien’. Nu, ruim zeventig jaar later, lijken we er nog meer naar te hunkeren, want stilte is een schaars en kostbaar goed geworden. Stilte als het nieuwe goud, het luxe product dat ons van de herrie van het moderne bestaan kan bevrijden. De reisindustrie speelt hier handig op in. Stilte-reizen, stilte-oorden en stilte-retraites beloven zelfs méér dan slechts een pleister op de wond van ‘chaos en rumoer’ te zijn; ze stellen voor veel geld ook troost, heling en rebirthing in het vooruitzicht. Maar ook op die plekken wordt het steeds drukker. De vraag is naar welke afgelegen oorden we moeten afreizen om nog daadwerkelijk die stilte te ervaren?
De komende maanden kunt u de koffers gerust uitgepakt laten. U hoeft alleen de fiets, auto of bus naar het Noord-Hollandse Bergen te nemen, waar de schrijver en groot ­kunstliefhebber Joost Zwagerman voor Museum Kranenburgh de van stilte gonzende expositie Silence out loud samenstelde. Ruim honderdvijftig kunstwerken heeft hij er bijeen gebracht om u in de stilte onder te kunnen dompelen. En niet zomaar een stilte, geen louter zwijgende of doofstomme stilte, want dan had u net zo goed een ommetje in de duinen kunnen gaan maken. Nee, de stilte die Zwagerman hier wil laten opklinken is een stilte die hardop uitgesproken wordt, een stilte dus die out loud ook iets naar voren wil brengen of in beweging wil zetten, zodat we er ook daadwerkelijk in kunnen wortelen en groeien.
 ‘LUIDKEELSE STILTE’, zou de Nederlandse titel van de expositie kunnen zijn. Een opvallende titel die doelbewust twee tegengestelde begrippen – stilte en stemverheffing – heeft willen samennemen, om zo een nieuwe betekenis te scheppen. ‘Oorverdovende stilte’ zou een andere vertaling van dit oxymoron kunnen zijn. De stijlfiguur komt van het Griekse oxys, dat ‘scherp’ betekent en van moros – ‘stomp’ – en wordt in de literatuur en filosofie gebruikt voor de ‘zich naar elkaar voegende tegenstelling’, zoals Heidegger dat noemde, die een nieuw perspectief of inzicht kan uitdrukken. Het gaat op deze tentoonstelling dus niet zomaar om een verlangen naar het ontbreken van geluid noch om een hunkering naar zwijgen alleen, maar om ‘de visuele veel­vormigheid van het onhoorbare’, die luid en duidelijk zijn stem wil verheffen. Maar wat heeft die stilte ons dan te vertellen? Is zwijgen op zich niet goud genoeg?
Blijkbaar niet, want twee jaar lang ging Zwagerman op zoek naar de stilte in de beeldende kunst, waarvan hij deels verslag deed in zijn essay De stilte van het licht. Hij raakte gefascineerd door schilders als Luc Tuymans en Jan Andriesse, die de ‘immense intensiteit van de stilte’ in hun werk willen verbeelden, omdat hun doeken alleen dan het gewenste ‘effect’ zouden hebben. Een opmerkelijk streven dat we misschien eerder bij componisten en musici zouden verwachten, maar dat toch de ultieme drijfveer van deze schilders bleek te zijn. ‘Ik wil volmaakte stilte schilderen’, zegt Andriesse, die met twee werken op deze expositie te zien is. Maar is dat mogelijk? Kun je de stilte schilderen? Het bijzondere van deze tentoonstelling is dat het antwoord op die vraag vaak ja blijkt te zijn. Zo is het ook Andriesse gelukt om op zijn werk Amstel uit 2002 de stilte in al haar fragiliteit te vangen in de vorm van het roerloze hangen van een ketting, vederlicht gedragen door de zwaartekracht.
In De stilte van het licht vraagt ook Zwagerman zich af wat het oog dan wel vermag, als het hier toch om een kwestie gaat die vooral het oor aangaat? ‘Soms veronderstellen we stilte te horen,’ schrijft hij, ‘maar wie heeft ooit stilte gezien?’ Bedoelen deze kunstenaars niet eerder dat zij de leegte of de verstilling, dus het stil zetten van beweging of van tijd willen verbeelden? Nee, het gaat om meer. ‘I want to raise the issue of silence’, luidt onomwonden het antwoord van de Amerikaanse schilder Robert Ryman op de vraag wat hij met zijn kunst beoogt. Ryman is met zijn doek Monitor (1978) op de expositie vertegenwoordigd: een zacht stralend, lichtgrijs doek, dat zo ijl en efemeer is dat het nog voorbij een laatste fluistering poogt te reiken.

WAAR KOMT HET verlangen om aan de stilte kleur, vlak en beeld te geven bij hedendaagse kunstenaars vandaan? Moeten we dit begrijpen als een poging om tegenwicht te bieden aan het door Rothko genoemde rumoer van de wereld, dat inmiddels alleen maar is toegenomen? Geven zij uiting aan een verlangen om bij tijd en wijle de volumeknop van de wereld op zacht of zelfs helemaal uit te zetten? Voor Sarah van Sonsbeeck lijkt dit zo te zijn. Zij herovert de stilte met haar Faraday Bag en Anti-Drone Tent, waarin mobiele telefoons onbereikbaar worden en onzichtbaar worden voor drones. De tas of tent is gemaakt van een stof die als een schild de elektrische velden weert, zodat we niet de hele tijd gestoord worden door het trillen, piepen of zoemen van de sociale media op onze tablets of smartphones. In een ander werk, Silence Is Golden But This Is No Silence, onderzoekt Van ­Sonsbeeck de mogelijke waarde van de stilte. De kunstenares die ooit haar buren vroeg om tachtig procent van haar huur te betalen, omdat zij voor dat percentage haar woonruimte met geluidsoverlast vulden, speelt hier met het gezegde dat zwijgen goud zou zijn. De serie bestaat uit zeven ingelijste vellen bladgoud in verschillende formaten die overeenstemmen met het gewicht van de munten die een bepaalde geldwaarde ver­tegenwoordigen. Maar kan stilte wel in geld uitgedrukt worden?
‘Silence is golden’, zongen The Tremeloes in de jaren zestig, ‘but my eyes still see’. Het refrein van deze hitsingle zou als motto voor de expositie in Kranenburgh niet misstaan hebben. Vrijwel alle getoonde werken lijken te zijn voortgekomen uit een verlangen naar stilte, maar ze voegen daar wel degelijk iets aan toe: wat onze ogen nog steeds zien. Kunst kan ons de ervaring van stilte doen hervinden, maar dat is niet het hele verhaal. Want de stilte die de kunst kan bewerkstelligen, dit leegscheppen van overtollige ruis, tovert ons tegelijkertijd iets voor ogen: een beeld, een foto, een sculptuur, die onze blik wil vasthouden, wil tarten of verleiden, maar die ons bovenal wil uitnodigen verder te kijken dan onze neus lang is. De stilte waarin we worden ondergedompeld lijkt dus eerder een voorwaarde te zijn om met nieuwe ogen te kunnen kijken of, out loud, met nieuwe stem te kunnen spreken. Stilte op zich lijkt op deze expositie niet het einddoel van de kunst te zijn, maar eerder het beginpunt. Het is geen stilte zonder meer, maar een stilte+.
Je wordt opnieuw geboren als je vanuit de stilte een nieuwe gedachte, herinnering, een nieuw beeld krijgt aangereikt

Plus wat? Dat is de vraag waarover we ons nu al eeuwenlang het hoofd breken. Wat vermag de stilte in de kunst, anders dan bijvoorbeeld de stilte in de natuur? Zwagerman noemt het in zijn inleiding bij de tentoonstelling de ‘particuliere en vrijelijk te ontvouwen notie van het sublieme’. De esthetische ervaring roept niet alleen gevoelens van welbehagen op, maar ook van twijfel, verwondering en vervreemding, omdat de betekenis van het werk niet eenduidig of evident is, en daarom onze tijd, aandacht en geduld vraagt. De kunst zoekt een bepaalde verhouding tot en omgang met de werkelijkheid, die ze niet klakkeloos reproduceert, maar interpreteert, accentueert of nuanceert.
Als Sandra Derks bomen schildert, dan zijn dit geen bomen die we in het Bergerbos zouden tegenkomen. Het zijn vreemd verstilde, unheimlich mooie bomen, met hun mystieke vormen, grillige takken en sprookjesachtig gebladerte. Sublieme bomen die uit de diepte van ons oergeheugen verrijzen, en die, zoals Zwagerman schrijft, ‘uit een parallelle wereld lijken te komen.’ Juist omdat Derks met haar geschilderde bomen de een-op-een verhouding met de werkelijkheid heeft losgelaten, ontstaat er een interval tussen zien en (be)schouwen, een moment van rust, leegte of stilte, waarin onze eigen verbeeldings­kracht wordt aangezwengeld. We zullen zelf aan de slag moeten om deze bomen te doorgronden en van een interpretatie te voorzien. Kunst schept, als het goed is, een intermezzo tussen kijken en begrijpen, tussen vervreemding en herkenning, een moment van hapering kortom, dat ons vervolgens zelf aan het denken zet.
Het is in dit ‘in-between’ zoals de filosofe Hannah Arendt stelde, in de stilte van de tussentijd, dat het denken niet langer reeds gevestigde meningen reproduceert, maar het nieuwe, in de zin van het nog niet gedachte, een aanvang kan nemen. Dat is pas rebirthing in de ware betekenis van het woord: je wordt opnieuw geboren – Arendts principe van nataliteit –, als je vanuit de stilte een nieuwe gedachte, een nieuwe herinnering, een nieuw beeld, woord of een nieuwe klank krijgt aangereikt.
De Griekse filosofen hadden een woord voor deze tussentijd: ‘Kairos’, de ware tijd of het juiste ogenblik, waarop de loop der dingen onderbroken wordt om een andere koers of richting te bepalen. Tijdens dit interval van Kairos springen we niet langer van punt naar punt op een lineaire, chronologisch geordende lijn, met de dood als onverbiddelijk eindpunt, maar opent zich een tijd waarin verleden, heden en toekomst met elkaar lijken te vervloeien. Het is een paradoxale ervaring van tijd, door de eeuwen heen ook wel festina lente genoemd, het ‘haast u langzaam’, waaraan Erasmus in zijn Adagia (1608) een heel hoofdstuk wijdt, en dat als het juiste momentum voor verandering werd beschouwd. Geen tijd die van buitenaf wordt gedicteerd, zoals de kloktijd, maar tijd die van binnenuit ervaren wordt en al wat zich daar aan innerlijk, aan herinneringen, aan persoonlijke geschiedenis verscholen houdt, aan het stromen brengt.
 DE VELE verstilde kunstwerken op deze expositie lijken ons aan die tijdservaring te willen herinneren. Ze voeren ons aan de hand van de stilte het interval van Kairos binnen, zoals bijvoorbeeld gebeurt bij het werk van David Claerbout. De beweging op deze ­video-installatie is zo miniem dat de stilte nauwelijks lijkt te worden verstoord. Deze bijna-volmaakte stilte verscherpt de aandacht voor het precieze moment van de omslag van een foto van ‘Ruurlo, ­Borculoscheweg, 1910’, een weg met een molen, enkele mensen en een grote boom, naar – minimaal – bewegend beeld. Claerbout speelt met de tijd op deze wandvullende videoprojectie van een oude ansichtkaart. De wind lijkt vat te krijgen op de boom en brengt het gebladerte in beweging. Het verleden, Ruurlo 1910, wordt opgerekt naar het heden en vindt als het ware opnieuw plaats, terwijl je als kijker heen en weer in de tijd lijkt mee te gaan.
De Franse filosoof Henri Bergson noemde dit ook wel de tijd als duur, die ‘ondeelbaar vervliedt en voortdurend wordt’. Deze innerlijke ervaring van tijd neemt alle tijd die we geweest zijn in zich op en ontrolt van daaruit het nieuwe ogenblik. ‘De innerlijke duur’, schrijft hij, ‘is het voortgaande leven van een geheugen dat het verleden voortzet in het heden.’ Deze tijd wordt pas ervaren als de mens rust durft te nemen en stil durft te zijn, als hij zich laat leiden door zijn intuïtie en een houding van belangeloze beschouwing aanneemt. Precies die houding is nodig voor de louterende ervaring van deze expositie in Kranenburgh. Alleen dan zul je de zorgvuldig gearrangeerde stilte van de Cloud van plastic zakjes van Elspeth Diederix kunnen ervaren, die tijdens een fractie van een seconde het vluchtige van een gestokte beweging in een eeuwig durend ogenblik lijkt vast te houden. Dan zal je overvallen worden door de ingetogen kracht van Crucifix, een doek van George Meertens, die als geen ander de innerlijke tijd als duur op zijn schilderijen poogt vast te leggen.
Deze stilte+ is het testament dat Joost ­Zwagerman ons heeft nagelaten en waarvoor we hem veel dank verschuldigd zijn

Kunst schept vanuit de stilte of verstilling het momentum waarop we ‘onszelf hervinden’. De verstilde landschappen van Willem van Althuis, die in zijn Laaxum-reeks steeds hetzelfde huisje in Friesland schilderde, maar ‘telkens onder een andere lichtval, bij ander weer, op een ander moment van de dag’, zoals Zwagerman schrijft, nodigen ons ook uit het eigen innerlijke landschap weer eens te verkennen. Kunst kan de door volle agenda’s en piepende smartphones ontstane vervreemding ten opzichte van onszelf ombuigen tot een nieuwe toenadering, zodat we er – out loud – een nieuwe lezing van kunnen geven. En al die verhalen samen zorgen voor de ‘veelvormigheid’ van stemmen, die de wereld nu eenmaal nodig heeft om ‘menselijk’ te kunnen blijven.
Dat is de stilte+ die deze expositie ons kan bieden en waar we zeker in deze rumoerige tijden zuinig op moeten zijn. Dat is het testament dat Joost ­Zwagerman ons heeft nagelaten en waarvoor we hem veel dank verschuldigd zijn. Want we ­snakken niet alleen naar een handvol stilte, maar ook naar momenten om tot bezinning, tot reflectie en nieuwe vormen van verbondenheid te komen. ‘De ogenblikken waarop we onszelf hervinden zijn zeldzaam’, schreef Bergson, ‘want meestal leven we aan de buitenzijde van onszelf, worden we geleefd, in plaats van dat we zelf leven.’ Stilte mag goud zijn, maar het gaat er in de kunst toch ook om dat we dankzij die verstilling met frisse blik leren zien en spreken. Dus pak die fiets of bus en haast u langzaam naar Kranenburgh.
 Met dank aan Renée Borgonjen. Joke J. Hermsen is schrijfster en filosofe. Haar meest recente boek is Kairos: Een nieuwe bevlogenheid

Beeld: (1) Sarah van Sons­beeck, Silence Is Golden But This Is No Silence, 2011, bladgoud op papier, potlood, 90 x 60 cm. Foto Roberto Ruiz / Annet Gelink Gallery, Amsterdam; (2) Elspeth Diederix, Cloud, 2003, 148x185cm. Foto Elspeth Diederix